3.15. Uitvoer van cultuurgoederen

Sinds 1993 is voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten de Europese Unie een uitvoervergunning vereist. De vergunningsplicht geldt voor 15 categorieën van cultuurgoederen, afhankelijk van de financiële waarde van de cultuurgoederen. Deze vergunningsplicht vindt zijn basis in de Europese Verordening van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.

De vergunningen worden afgeleverd door de lidstaat waar het cultuurgoed zich wettig en definitief bevindt op het moment van de uitvoeraanvraag. Voor België worden deze vergunningen afgeleverd door de Gemeenschappen. De Vlaamse overheid staat daarbij in voor de cultuurgoederen die zich in Vlaanderen bevinden. Voor cultuurgoederen die zich in Brussel bevinden heeft de uitvoerder de keuze tussen de Vlaamse overheid en de Franse Gemeenschap.

De afdeling Erfgoed verleende in 2010, in toepassing van deze Europese Verordening volgende vergunningen: 165 definitieve en 56 tijdelijke uitvoervergunningen.

Het ging om 655 objecten voor definitieve uitvoer en 408 objecten voor tijdelijke uitvoer (in het totaal 1063 objecten). De objecten hoorden thuis in de volgende categorieën:

  • Categorie 1 (oudheidkundige voorwerpen): 570 definitief, 80 tijdelijk (totaal: 650)
  • Categorie 3 (schilderijen): 20 definitief, 165 tijdelijk (totaal: 185)
  • Categorie 4 (aquarellen): 4 definitief
  • Categorie 5 (mozaïeken en tekeningen): 53 definitief
  • Categorie 6 (gravures, prenten en zeefdrukken): 1 definitief, 152 tijdelijk (totaal: 153)
  • Categorie 7 (beelden): 6 definitief, 1 tijdelijk (totaal: 7)
  • Categorie 8 (foto’s): 3 tijdelijk
  • Categorie 10 (boeken): 1 tijdelijk
  • Categorie 12 (archieven): 15 definitief
  • Categorie 15 (andere antiquiteiten): 31 definitief, 6 tijdelijk (samen: 37).

De aanvragen worden telkens gecheckt op volledigheid. Er wordt nagegaan of de provenance voldoende bekend is. Desgevallend contacteert het agentschap de federale politie, die kan nagaan of stukken geseind staan als gestolen of illegaal uitgevoerd. Wanneer cultuurgoederen vanuit het buitenland via Vlaanderen buiten de EU zullen worden gebracht, wordt de aanvraag met de collega’s van de bevoegde instanties van het land van oorsprong bekeken.

Samen met de Europese uitvoerregeling werd in 1993 ook een restitutieregeling ingevoerd: de Europese Richtlijn van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat werden gebracht. De Richtlijn werd bij wet van 28 oktober 1996 omgezet in Belgisch recht. De Federale overheidsdienst Justitie fungeert als centrale, coördinerende autoriteit voor de uitvoering ervan. Door de Richtlijn kan elke lidstaat van de Europese Unie de terugkeer eisen van een cultuurgoed dat, in overtreding van haar wetgeving inzake de bescherming van het roerend cultureel erfgoed, naar een andere lidstaat van de Europese Unie werd gebracht. De restitutie van het goed is altijd verplicht, ook als de bezitter van het cultuurgoed te goeder trouw was. Die laatste heeft dan wel recht op een schadevergoeding. Er zijn de administratie geen gevallen bekend van restitutie binnen deze regeling.