3.1. Regelgeving

3.1.1 Topstukkendecreet

  • decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009
  • besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 ter uitvoering van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang.

Het Topstukkendecreet beschermt het belangrijkste roerend cultureel erfgoed dat vanwege zijn bijzondere archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap in Vlaanderen bewaard moet blijven. Dat gebeurt via een relatief beperkte Lijst van zeldzame en onmisbare voorwerpen en verzamelingen waarop het bijzondere beschermingsregime van het decreet van toepassing is.

De Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed (de Topstukkenraad) adviseert de minister over de Lijst van het Topstukkendecreet.

Voor de voorwerpen en verzamelingen op de Lijst gelden beschermingsmaatregelen inzake fysieke ingrepen. De kosten voor conservatie en restauratie van topstukken worden gesubsidieerd tot maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

Het Topstukkendecreet regelt ook de uitvoer van topstukken buiten de Vlaamse Gemeenschap en stipuleert dat de Vlaamse overheid een aankoopverplichting heeft als ze de uitvoervergunning weigert. De eventuele aankoop gebeurt tegen de internationale marktwaarde.

Op 31 december 2010 waren er 321 objecten en 18 verzamelingen in de Topstukkenlijst opgenomen.

 

3.1.2 Cultureel-erfgoeddecreet

  • decreet van 23 mei 2008 houdende de ontwikkeling, de organisatie en de subsidiëring van het Vlaamse cultureel-erfgoedbeleid, gewijzigd bij het decreet van 13 maart 2009
  • besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, voor wat betreft de subsidiëring van landelijke cultureel-erfgoedorganisaties en cultureel-erfgoedprojecten, de cultureel-erfgoedconvenants en de advisering
  • besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, voor wat betreft de toekenning van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties en de indeling van musea en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau.
    Rekening houdend met nieuwe ontwikkelingen in het cultureel-erfgoedveld in Vlaanderen en op internationaal niveau werden er drie decreten geïntegreerd in het Cultureel-erfgoeddecreet:
    • het Decreet op de Volkscultuur: decreet van 27 oktober 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005
    • het Archiefdecreet: decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2003, 7 mei 2004 en 15 juli 2005
    • het Erfgoeddecreet: decreet van 7 mei 2004 houdende de organisatie en     subsidiëring van een cultureel-erfgoedbeleid, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005.

    Bijgevolg werden deze drie decreten opgeheven door het Cultureel-erfgoeddecreet. De bepalingen over uitbetaling van subsidies, toezicht, opvolging en evaluatie blijven nog van toepassing voor de organisaties die nog tot en met het einde van hun beleidsperiode op basis van deze decreten worden gesubsidieerd.

3.1.2.1 Decreet

Met het Cultureel-erfgoeddecreet:

  • zet de Vlaamse Gemeenschap in op een eengemaakt en performant steunpunt
  • kent de Vlaamse Gemeenschap een kwaliteitslabel toe aan musea, culturele archiefinstellingen en erfgoedbibliotheken
  • bouwen de Vlaamse Gemeenschap, de provincies en de steden en gemeenten een complementair cultureel-erfgoedbeleid uit in het kader van het protocol van akkoord gesloten tussen de Vlaamse Regering, de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)
  • ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap cultureel-erfgoedinstellingen en –organisaties op Vlaams en internationaal niveau
  • ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap het lokale cultureel-erfgoedbeleid door het sluiten van cultureel-erfgoedconvenants met een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband of de Vlaamse Gemeenschapscommissie
  • ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap de provincies door het sluiten van cultureel-erfgoedconvenants
  • wordt het beleid voor het cultureel erfgoed en het beleid voor het onroerend erfgoed op elkaar afgestemd via een protocol
  • subsidieert de Vlaamse Gemeenschap ook projectmatig.

Belangrijke kenmerken van het Cultureel-erfgoeddecreet zijn:

  • Een geïntegreerd en integraal cultureel-erfgoedbeleid betekent dat het beleid afgestemd moet zijn op andere beleidslijnen en -domeinen zoals het jeugdbeleid, het seniorenbeleid, het toeristisch beleid maar ook in interactie treedt met onderwijs en afgestemd is op het beleid voor het onroerend erfgoed.
    Een integraal cultureel-erfgoedbeleid wil zeggen dat er zowel aandacht gaat naar de zorg voor het cultureel erfgoed en dus naar behoud en beheer, depots, inventarisatie, maar ook dat er voldoende aandacht is voor publiekswerking, onderzoek, educatie …
  • Een complementair cultureel-erfgoedbeleid. Dat betekent dat het beleid van de verschillende bestuursniveaus op elkaar is afgestemd. Hierover werd een protocol van akkoord gesloten tussen de Vlaamse Regering, de VVP en de VVSG. Het protocol bevat afspraken over de samenwerking en de taakverdeling met het oog op de ondersteuning van de cultureel-erfgoedsector.
  • De Vlaamse overheid en de provincie- en gemeentebesturen staan in voor de structurele financiering en ondersteuning van collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties. Elk bestuursniveau richt zich daarbij op de financiering van de werkingen die relevant zijn voor respectievelijk Vlaanderen, de provincie, de stad of de gemeente. De indeling van musea en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse, regionale of lokale niveau vormt de basis voor het bepalen van deze verantwoordelijkheid. Deze indeling drukt geen waardeoordeel uit. Ze geeft aan wie verwacht wordt een verantwoordelijkheid op te nemen voor de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie.
  • De Vlaamse overheid draagt een verantwoordelijkheid voor cultureel-erfgoedorganisaties die een relevantie hebben voor Vlaanderen.
  • De provincies dragen een verantwoordelijkheid voor de cultureel-erfgoedorganisaties die een regionale werking ontwikkelen en die bijdragen aan een streekgericht cultureel-erfgoedbeleid.
  • De gemeenten dragen een verantwoordelijkheid voor de cultureel-erfgoedorganisaties die een lokale werking ontwikkelen. Van de lokale besturen wordt verwacht dat ze een visie ontwikkelen over de lokale inbedding van cultureel-erfgoedorganisaties.
  • De vaak complexe ontstaansgeschiedenis van bepaalde collecties cultureel erfgoed en van de beherende cultureel-erfgoedorganisaties zorgt ervoor dat de hoofdverantwoordelijkheid steeds bij de eigenaar van de collectie of het bevoegde gezag van de cultureel-erfgoedorganisatie ligt.

 

3.1.2.2 Protocollen

3.1.2.2.1 Protocol van akkoord tussen de Vlaamse Regering, de Vereniging van Vlaamse Provincies en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten over de uitbouw van een complementair cultureel-erfgoedbeleid

Dit protocol werd gesloten voor de periode 2009-2010 en trad in werking op 1 januari 2009. Het protocol is niet bindend. Het is een gentleman’s agreement tussen de gemeenten, de provincies en de Vlaamse overheid om een complementair beleid mogelijk te maken.

In 2010 werd een volgend protocol gesloten met de VVP en de VVSG voor de periode 2011-2015. Het doel blijft gelijk, namelijk het complementaire cultureel-erfgoedbeleid uitbouwen tussen de Vlaamse overheid, de provincies, en de steden en gemeenten. Het bevat afspraken over de samenwerking en de taakverdeling met het oog op de ondersteuning van de cultureel-erfgoedsector. Die ondersteuning is gericht op:

  • een kwalitatieve verbetering van het cultureel-erfgoedaanbod
  • de vergroting van de uitstraling van en het draagvlak voor het cultureel erfgoed en de cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen
  • de bevordering van de professionaliteit in de cultureel-erfgoedsector.

In uitvoering van het protocol en met oog op het sluiten van een volgend protocol vonden in 2010 verschillende vergaderingen plaats tussen de afdeling Erfgoed, de VVP en de VVSG.

Een pool van deskundigen kwam op 23 februari 2010 bijeen. Uit deze pool van deskundigen werden in 2010 6 visitatiecommissies samengesteld voor de advisering van de aanvragen voor de toekenning van het kwaliteitslabel door de Vlaamse overheid erkend museum, door de Vlaamse overheid erkende culturele archiefinstelling of door de Vlaamse overheid erkende erfgoedbibliotheek (zie 3.2.1.).

3.1.2.2.2 Protocol tussen het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) en het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed (RWO) met betrekking tot het cultureel-erfgoedbeleid en het onroerend erfgoedbeleid

Het cultureel erfgoed en het onroerend erfgoed zijn natuurlijke partners. Voor het cultureel erfgoed enerzijds en het onroerend erfgoed anderzijds voert de Vlaamse overheid een beleid op maat. Het beleid groeit steeds meer naar elkaar toe waardoor afstemming noodzakelijk is. In het Cultureel-erfgoeddecreet vraagt het Vlaams Parlement om het beleid meer af te stemmen. Beide beleidsdomeinen (het beleidsdomein CJSM dat verantwoordelijk is voor het cultureel-erfgoedbeleid en het beleidsdomein RWO dat verantwoordelijk is voor het onroerend erfgoedbeleid) sloten op 23 oktober 2009 een protocol. Het protocol moet zorgen voor meer samenwerking, afstemming en overleg.

Voor het beleidsdomein CJSM zijn het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en het agentschap Kunsten en Erfgoed partners, voor het beleidsdomein RWO zijn dat het departement Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed, het agentschap Ruimte en Erfgoed, het agentschap Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed en het agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed.

In 2010 organiseerde het agentschap Kunsten en Erfgoed samen met het departement RWO een kennismakingsoverleg tussen de verschillende medewerkers die werken op raakvlakken tussen het cultureel erfgoed en het onroerend erfgoed. In 2010 zorgde het protocol eveneens voor een betere afstemming van de parlementaire vragen die over zowel het immaterieel en roerend erfgoed enerzijds en het onroerend erfgoed anderzijds werden gesteld.

 

3.1.3 Sportschuttersdecreet

  • decreet van 11 mei 2007 houdende het statuut van de sportschutter, gewijzigd bij het decreet van 4 juli 2008
  • besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2007 houdende de uitvoering van het decreet van 11 mei 2007 houdende het statuut van de sportschutter.

In 2006 werd de federale wapenwet aangepast. In de wet werd ingeschreven dat de gemeenschappen voor het sportschieten een regeling konden uitwerken. De sportschutterslicentie heeft een centrale rol in die regeling.

De Vlaamse overheid koos ervoor om ook het volkscultureel sportschieten op te nemen in het Sportschuttersdecreet. Sportschutterslicenties kunnen onder meer uitgereikt worden door organisaties erkend op basis van het Decreet op de Volkscultuur of organisaties gesubsidieerd op basis van artikel 26 van het Cultureel-erfgoeddecreet als ze voldoen aan de voorwaarden van het Sportschuttersdecreet. De Federatie voor Vlaamse Historische Schuttersgilden verkreeg de machtiging om deze licenties uit te reiken.

Het agentschap Kunsten en Erfgoed werd, samen met BLOSO, door de Vlaamse Regering aangeduid om het Sportschuttersdecreet uit te voeren.

Het agentschap volgt de Federatie voor Vlaamse Historische Schuttersgilden op. BLOSO volgt deze regeling op voor de organisaties die erkend zijn op basis van sportdecreten.

Het agentschap functioneert ook als beroepsinstantie voor het sportschutters. In 2010 ging 1 sportschutter in beroep tegen een beslissing tot intrekking van zijn voorlopige sportschutterslicentie. Het agentschap formuleerde hierover een advies aan de minister bevoegd voor Sport, de heer Philippe Muyters.

 

3.1.4 Europese Verordening (EG) nr. 116/2009 van de raad van 18 december 2008 (gecodificeerde versie) betreffende de uitvoer van cultuurgoederen

Sinds april 1993 bestaat binnen de Europese Unie een vergunningensysteem voor de uitvoer van (mogelijk) belangrijke cultuurgoederen: de Europese Verordening van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.

Cultuurgoederen, die behoren tot een van de in bijlage bij de Verordening opgesomde categorieën, kunnen alleen buiten de Europese Unie worden gebracht als de uitvoerder daarvoor een vergunning heeft. Voor België worden de uitvoervergunningen afgeleverd door de overheid op wier grondgebied het cultuurgoed zich bevindt. Voor Brussel geldt, als overgangsmaatregel, de vrije keuze van de uitvoerder.

 

3.1.5 Reglement Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen

Het reglement en de criteria bleven dezelfde als in 2009. Aanvragen konden in 2010 worden ingediend voor zowel de opname in de Inventaris van Immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen als in de Representatieve Lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid (UNESCO).