5.3. Multinationaal

UNESCO-Conventie ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigen dom van cultuurgoederen (1970)

De UNESCO-Conventie van 1970 met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen is het voornaamste internationale rechtsinstrument om de illegale (ongeoorloofde) handel in cultuurvoorwerpen op wereldvlak te voorkomen en te bestrijden.

België trad op 31 maart 2009 toe tot dit verdrag. Bij de neerlegging van het ratificatie-instrument op het secretariaat van UNESCO werd een interpretatieve verklaring afgelegd. Deze verklaring schakelt het materiële toepassingsgebied van de conventie gelijk met de 14 categorieën in de bijlage bij de Europese Verordening en Richtlijn (zie 3.14). Op die manier wordt het materiële toepassingsgebied van de Europese regelgeving van de UNESCO-Conventie in de mate van het mogelijke gelijk geschakeld.

Op 16 januari 2009 werd op het Overlegcomité besloten om een ambtelijk overlegplatform invoer, uitvoer en restitutie van cultuurgoederen op te richten. Dit platform, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Federale overheid, de Gemeenschappen en Gewesten, fungeert, onder wisselend voorzitterschap van de Gemeenschappen en de Federale overheid, als informatie- en overlegplatform voor de diverse overheden/ instanties die binnen België belast zijn met deze materie. Het overlegplatform kwam, onder Vlaams voorzitterschap, bijeen in plenaire vergadering op 29 april 2010 en 22 november 2010. Er waren werkgroepen actief inzake:

  • Afghanistan
  • omzetting UNESCO 1970 Conventie
  • register cultuurgoederen.

Tevens werden binnen dit kader een aantal vragenlijsten van internationale organisaties gecoördineerd.

 

Bescherming van cultuurgoederen in Oorlogstijd

België is reeds geruime tijd toegetreden tot de Haagse Conventie van 14 mei 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van gewapend conflict, alsook tot het Eerste Protocol bij dit verdrag. De toetreding tot het Tweede Protocol bij dit verdrag (16 maart 1999) bleef echter vrij lang uit.

Het Tweede Protocol werd op 13 oktober 2010 door België geratificeerd en trad vanaf 13 januari 2011 formeel in werking. In functie van de opvolging en uitvoering van dit verdrag en zijn beide Protocollen werd een werkgroep cultuurgoederen opgericht door de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht (ICHR). Deze werkgroep brengt de Gewesten, Gemeenschappen en de federale overheid samen. Voor de Gemeenschappen (en Gewesten) vormt de belangrijkste opdracht de opstelling van de lijst van cultuurgoederen die genieten van de ‘gewone bescherming’ zoals voorzien in de Haagse conventie van 1954. De werkgroep kwam een eerste keer informeel bijeen op 8 december 2010.

 

UNESCO-Conventie Immaterieel Cultureel Erfgoed 2003

Het agentschap nam deel aan de vijfde vergadering van het Intergouvernementeel Comité in Nairobi (Kenya) van 15 tot 19 november 2010.

Op 16 november keurde het Intergouvernementeel Comité van de UNESCO-Conventie 2003 voor de bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed de opname in de Representatieve Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de mensheid van:

  • Carnaval Aalst
  • het Krakelingenfeest en Tonnekensbrand van Geraardsbergen
  • de Jaarmarkt van Sint-Lievens-Houtem
  • de Valkerij.

De Valkerij is een internationaal dossier dat door de Verenigde Arabische Emiraten is gecoördineerd. Andere landen naast België waren Frankrijk, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Tsjechië, Korea, Mongolië, Quatar, Saoedi-Arabië, Spanje, Marokko.

Het agentschap betaalde in 2010 zijn jaarlijkse bijdrage die ditmaal 17.285 US dollar bedroeg. De hoogte van het bedrag schommelt naargelang de totale bijdrage van België en is gelijk aan 1% van dat totale bedrag. Daarnaast wordt de Belgische bijdrage aan de Conventie verdeeld over de drie Gemeenschappen volgens een vooraf bepaalde verdeelsleutel.

 

Raad van Europa

In de vergadering van 11 december 2009 keurde de Vlaamse Regering het gemengde verdrag (Gemeenschappen en Gewesten) goed en gaf de opdracht aan de minister-president om voor de uitvoering van de ondertekening te zorgen. De ondertekeningsopdracht zit in de laatste fase sinds de federale overgangsregering en kan voorlopig niet worden uitgevoerd.

Op 31 december 2010 was de Conventie van 27 oktober 2005 over de Waarde van Cultureel Erfgoed voor de Samenleving nog steeds niet van kracht wegens geen 10 ratificaties.

 

Toolquiz

1 januari 2010 startte het Toolquiz-project met subsidies van het Interreg IV c – programma van de Europese Commissie.

De lanceringsvergadering vond plaats op 13 en 14 januari 2010 in Lille. Het is een regionaal initiatief dat geleid wordt door Nord–Pas de Calais en waaraan verder de volgende regio’s meewerken:

  • Vlaanderen
  • Wallonië
  • Rogaland (Noorwegen)
  • Silezië (Polen)
  • Wales
  • Castillia La Mancha (Spanje).

Ook twee universiteiten werken mee:

  • Bangor University (Wales)
  • l’ Università di Venezia.

Doel van het project is aan te tonen dat cultuur en creativiteit een belangrijke economische factor zijn en een sleutelsector voor de kenniseconomie. Daarbij wordt de nadruk gelegd op het menselijke kapitaal. Eén van de resultaten van het project moet een beter gebruik van de Europese Sociale Fondsen zijn. De Vlaamse overheid heeft bij de uitwerking van haar deel in het project de medewerking van het Dr. Guislain Museum en van de dienst Werk van de stad Gent.

Op basis van twee thematische conferenties en van 18 sub-projecten worden aanbevelingen gedaan voor het beleid op alle niveaus (lokaal, regionaal, Europees).

Een eerste thematische conferentie over Digital culture and the transformation of social space vond plaats van 13 tot 16 december 2010 in Stavanger, regio Rogaland in Noorwegen.

 

Europees erfgoedlabel

Het Europese erfgoedlabel dat als initiatief van vier grote EU-landen ontstond, werd in november 2008 als concept door de Europese Raad van Cultuurministers goedgekeurd.

De Raad vroeg aan de Europese Commissie om er een actie rond uit te werken. Het idee om gemeenschappelijk Europees erfgoed, zowel roerend, immaterieel als onroerend, een label te geven en daardoor de Europese cultuur en identiteit een grotere zichtbaarheid te geven was voor de Cultuurministers belangrijk genoeg om er prioriteit aan te geven.

Na de online bevraging en de publieke hearing in 2009 heeft de Commissie verder gewerkt aan een voorstel van actie.

In de tweede helft van 2010 tijdens het Belgische voorzitterschap werd het ontwerp besproken door het cultureel comité van de Raad van Cultuurministers, door de Raad zelf en door het Europees Parlement voor een eerste keer.

Jammer genoeg werd het traject niet afgerond en zijn de besprekingen verschoven naar 2011.

 

Collectiemobiliteit

Collectiemobiliteit werd door de Europese Unie als actie opgenomen in haar werkprogramma Cultuur 2008-2010. Deze actie bouwt verder op het Action Plan for the EU Promotion of Museum CollectionsMobility.

In 2009 werd door de Commissie een OMC-werkgroep Mobility of collections opgericht. De bedoeling was om via het instrument van de Open Method of Coördination de Europese erfgoedactoren samen te brengen met het oog op het voorstellen en ontwikkelen van initiatieven op dit vlak.

Zomer 2010 werd het verslag en de deelverslagen van deze Europese werkgroep gepubliceerd (raadpleegbaar op www.lendig-for-europe.eu). Het hoofdrapport bevat oproepen aan zowel de lidstaten, de Commissie als de sector, om concrete initiatieven te nemen ter verbetering en bevordering van de collectiemobiliteit. Ook de verslagen van de deelwerkgroepen werden gepubliceerd. De Vlaamse overheid participeerde actief aan de werkgroepen ‘state indemnity and shared liability’ (verzekeringsproblematiek) en ‘long term loans’. De andere werkgroepen haden als onderwerp ‘immuniteit voor inbeslagname’, ‘preventie van diefstal en illegale uitvoer van cultuurgoederen’, ‘uitwisseling van experten’.

De door de Vlaamse Kunst Collectie (VKC) in 2009 opgezette kaderovereenkomst voor onderling bruikleenverkeer werd als ‘best practice’ opgenomen in het deelrapport over long term loans. Doel van deze overeenkomst is het drukken van de verzekeringskosten voor onderlinge bruiklenen en bewaargevingen tussen de VKC-partners. Het gaat om het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA), het Groeningemuseum in Brugge en het Gentse Museum voor Schone Kunsten. Ook de door de afdeling beheerde collectie van de Vlaamse Gemeenschap sloot zich bij deze regeling aan.

De belangrijkste elementen van deze (wederzijdse) overeenkomst zijn de volgende:

  • tijdens de transporten worden de bruiklenen all in verzekerd
  • tijdens het verblijf in het bruikleen nemende museum wordt de aansprakelijkheid van dit museum voor schade beperkt tot maximum 500.000 euro
  • er is geen vergoeding verschuldigd voor eventuele minwaardes
  • er is geen compensatie verschuldigd in het geval van teniet gaan van het object (diefstal, verdwijning, geheel teloorgaan bijvoorbeeld door brand) tenzij in het geval van opzet of grove fout vanwege het bruikleen nemende museum
  • er worden geen bruikleenvergoedingen aangerekend.

Project Kunst en Mobiliteit. Op 24 augustus 2009 werd een contract gesloten tot realisatie van een proefproject langere termijn bruiklenen in Vlaanderen. Partners zijn de Vlaamse Kunstcollectie – en in het bijzonder het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) – en het agentschap. Via dit project wil de Vlaamse overheid de samenwerking en collectiemobiliteit tussen grote en kleinere musea stimuleren en zo de zichtbaarheid van ons cultureel erfgoed vergroten.

Het project Kunst en Mobiliteit streeft twee praktische doelen na. Het wil via bruiklenen uit de collectie van het KMSKA de kleinere musea in Vlaanderen ondersteunen bij hun streven naar een sterkere samenhang van hun collectiepresentatie. Tegelijkertijd wil het KMSKA zijn kennis delen op het vlak van art handling, transport en beheer en behoud. Ook wordt via dit project erfgoed getoond dat slechts zelden de reserves verlaat. De resultaten van dit proefproject zullen in de loop van 2011 geëvalueerd worden.

Lending for Europe/ Collection Mobility 2.0. Samen met acht andere Europese erfgoedorganisaties tekende het agentschap het project Lending for Europe/ Collectionmobility uit. Het project, dat loopt van 2009 tot 2011, wordt gesubsidieerd binnen het Europese cultuurprogramma. Doel van het project vormt de introductie van de concepten, normen en procedures die het resultaat zijn van het Action plan for the EU promotion Museum Collections Mobility and Loan Standards (2006) in de museumpraxis van elke dag.

Het project bestaat uit drie grote luiken:

  • een driedaags trainingsprogramma voor erfgoedzorgers op train the trainers basis
  • een ondersteunende website die alle informatie over collectiemobiliteit verzamelt en de projectinformatie bundelt
  • een handboek dat meer wetenschappelijk-theoretische achtergrond biedt.

De website is intussen online. De oplage van het handboek is intussen reeds uitgeput. Het werd tevens in de loop van de drie laatste maanden van 2010 meer dan 19.000 keer gedownload.

Begin december 2010 ging in Antwerpen de heel goed ontvangen eerste trainingssessie door.

FARO plant in de loop van 2011 een opleidingssessie rond het item collectiemobiliteit.

 

EU - Mobiliteit van kunstenaars en culturele werkers

Internationale mobiliteit van kunstenaars en culturele werkers is een belangrijk item binnen het Europese culturele beleid. Het maakt al deel uit van het officiële Cultuurprogramma sinds 2000. Het item werd verder benadrukt als één van de drie specifieke objectieven van het Cultuurprogramma 2007-2013, als een middel om de Europese Culturele zone te beklemtonen en een actief Europees burgerschap aan te moedigen.

In november 2007 werd de Europese culturele agenda aangenomen door de cultuurministers. Deze agenda werd gezien als het eerste overkoepelende Europese beleidskader voor cultuur. Het verwijderen van de obstakels die de mobiliteit van kunstenaars kunnen verhinderen, is als één van de vijf prioritaire actiepunten opgenomen in het werkplan 2008-2010. Dit werkplan heeft als doel de Europese Agenda voor Cultuur te implementeren. Binnen het kader van de nieuw opgerichte Open Method of Coördination werd in maart 2008 een expertengroep opgericht rond Improving the Conditions for the Mobility of Artists and other Professionals in the culture field. De verantwoordelijke van het team internationaal binnen de afdeling kunsten maakte deel uit van deze expertengroep. In 2010 werden de conclusies van de OMC-werkgroep gepresenteerd.