7.1 Sectorieel

Mappingonderzoek architectuurcultuurbeleid

Het onderzoek had tot doel:

  • een mapping van beleidsdomeinen met integratiemogelijkheden op vlak van architectuurcultuur . Dit gebeurde d.m.v. een screening van beleidsdocumenten en diepte-interviews
  • een evaluatie van het beleidsinstrumentarium van het agentschap (vnl. het Kunstendecreet). Dit gebeurde door middel van een focusgroep en exploratie van buitenlands beleid (Nederland en Oostenrijk)
  • een mapping van actoren binnen het bredere domein van architectuurcultuur d.m.v. een (zeer beperkte) stakeholdersanalyse.

De conclusies bevatten beleidsaanbevelingen over:

  • de nodige profilering en positiebepaling van het agentschap en het VAi binnen dit veld
  • de herziening van de subsidieprocedures en voorwaarden
  • de nood aan informatie
  • de opportuniteit voor interdepartementale samenwerking rond specifieke projecten.

De opdracht werd toegekend in december 2009 aan de Hogeschool Gent, departement Handelswetenschappen en bestuurskunde, voor een bedrag van 44.822,09 euro. Het eigenlijke onderzoeksproces liep van maart 2010 tot eind september 2010.

De onderzoeksresultaten werden voorgesteld aan de leidend ambtenaar en kabinetsadviseur op 30 november 2010 en aan de beoordelingscommissie architectuur en vormgeving op 17 januari 2011.

 

Kansen voor kunst in publieke ruimte

Het onderzoek had tot doel een stand van zaken te geven van de bestaande praktijkkennis en hefbomen aan te reiken om deze sector te versterken. Het onderzoek vertrok van een mapping van bestaande praktijken door Pieternel Vermoortel en een screening van het beleidskader en de beleidsnota’s van alle Vlaamse ministers door Adinda Van Geystelen, waarbij er een efficiëntiewinst was door de afstemming met het gelijktijdig lopende mappingonderzoek architectuurcultuurbeleid. De onderzoekers analyseerden Vlaamse en buitenlandse literatuur over het onderwerp in functie van definities, projecten, ondersteuningsvormen en evaluatiemethoden en interviewden een twintigtal experts uit Vlaanderen.

De conclusies bevatten beleidsaanbevelingen over:

  • de nodige profilering en positiebepaling van het agentschap in deze materie;
  • de nood aan een platform voor informatieverstrekking, kennisuitwisseling, samenwerking;
  • de nood aan begeleidingstools.

De opdracht werd in december 2009 toegekend aan Initiatief Beeldende Kunst vzw voor een bedrag 50.000 euro. Het eigenlijke onderzoeksproces liep van half maart 2010 tot eind september 2010.

De late opstart van het onderzoek kwam door de hersamenstelling van het onderzoeksteam in het voorjaar. Er werden experts aangetrokken uit het Verenigd Koninkrijk: IXIA, de Engelse denktank rond kunst in publieke ruimte, en dr. Paul O’Neill van de Universiteit van Bristol. Zij boden een verhelderende kijk op de Vlaamse situatie. De onderzoeksresultaten werden voorgesteld aan de leidend ambtenaar en kabinetsadviseur op 30 november 2010.

 

Onderzoek naar residenties in Vlaanderen en het residentiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap

Dit onderzoek, dat werd uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen, had tot doel inzicht te verwerven in en een beeld te vormen van de diversiteit aan residentieplekken, de betekenis hiervan voor de kunstenaars en de verhouding van de Vlaamse residenties tegenover een aantal andere landen.

Het onderzoek leidde tot een aantal conclusies:

  • Vlaanderen kent relatief veel residenties.
  • Typisch voor Vlaanderen is dat veel residenties, naast het voorzien van een werkruimte/verblijfplaats, ook een artistiek-inhoudelijke ondersteuning voorzien. In sommige gevallen is er ook sprake van een productiebudget.
  • De motivatie om aan residentieprogramma deel te nemen kent drie dimensies: artistieke ontwikkeling (input), de ontwikkeling van het oeuvre (output) en het verhogen van de presentatie- en verspreidingsmogelijkheden (curriculum-, netwerkopbouw en promotie).
  • Het Vlaamse residentiebeleid wordt gekenmerkt door de absolute artistieke prioriteit en een financieel aantrekkelijk aanbod, zowel voor gastheer als voor zender.

Op basis van dit onderzoek zal het agentschap het beleid in de nabije toekomst evalueren en de nodige aanbevelingen doen.

 

Herdenking Wereldoorlog I

Sinds begin 2010 maakt het agentschap Kunsten en Erfgoed deel uit van de centrale projectgroep voor voorbereiding van de herdenking van Wereldoorlog I. Deze projectgroep is het coördinatie- en informatie-uitwisselingsplatform voor de activiteiten die door de diverse geledingen van de Vlaamse overheid (departementen en agentschappen) in het kader van het herdenkingsproject worden ontwikkeld. Het fungeert ook als adviesorgaan voor de Vlaamse Regering. Bovendien ondersteunt de projectgroep de werking van het centrale projectsecretariaat dat de activiteiten in het kader van de herdenking op Vlaams niveau coördineert.

 

Verklaring van Brugge (Europees erfgoedbeleid)

Tijdens het Europees voorzitterschap van België werd er op 9 december 2010 een conferentie georganiseerd door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) met als thema Erfgoed: een meerwaarde voor Europa.

Als sluitstuk van de conferentie werd een declaratie meegegeven (de Verklaring van Brugge) waarin werd gesteld dat het erfgoed door meer domeinen dan enkel cultuur wordt beheerd en dat het noodzakelijk is dat de Europese Commissie hiermee rekening houdt.

Het zou goed zijn mocht er interactie kunnen gebeuren in het wordingstraject van Europese acties zodat het belang van het erfgoed niet wordt geschaad zoals soms wel eens te laat blijkt.

We nemen het engagement om in 2011 verschillende stappen te ondernemen in de uitwerking van een dergelijk plan met daarin expliciete aandacht voor het oprichten van een Europees platform. Er wordt hiervoor een internationale denkgroep samengesteld. Naast Belgische experten nemen ook experten uit Polen, Ierland, Frankrijk, Nederland, Spanje, Noorwegen en Groot-Brittannië aan deze werkgroep deel.

RWO neemt in 2011 het secretariaat van deze werkgroep waar.

 

Onderzoek standaarden digitalisering

Het agentschap schreef in 2009 een onderzoek uit om tegemoet te komen aan de bepaling in het Cultureel-erfgoeddecreet i.v.m. het volgen van algemeen aanvaarde internationale en desgevallend door de Vlaamse Regering opgelegde standaarden. Deze opdracht werd toegekend aan PACKED vzw (budgethouder) en eDAVID en werd in september 2010 opgeleverd.

Het onderzoek werd CEST gedoopt, wat staat voor Cultureel ErfgoedStandaarden Toolbox, en heeft tot doel de Vlaamse erfgoedinstellingen wegwijs te maken in het gebruik van standaarden bij het creëren, beheren en toegankelijk maken van digitale collecties. CEST kreeg de vorm van een wiki. Het agentschap zetelde als actief lid in de stuurgroep van CEST.

 

Vlaanderen Europeana Overlegplatform

In 2010 bouwde het agentschap het overlegplatform Europeana Vlaanderen uit tot een ontmoetingsplaats voor Vlaamse cultureel-erfgoedinstellingen die op de hoogte willen blijven van de ontwikkelingen binnen het Europeana-project. De combinatie van deelname aan met Europeana gelinkte internationale organen (Europeana Board, Content Providers and Aggregators (CCPA)) met het Europeana Vlaanderen Overlegplatform zorgt voor een doorvertaling van het internationale discours naar de geïnteresseerde Vlaamse cultureel-erfgoedorganisaties. Het agentschap speelde in 2010 bovendien een actieve rol in de organisatie van de Europeana Roadshow, de eerste publieke actie van Europeana.

Het overlegplatform kwam samen op 25 januari, 2 april, 2 juni, 13 september en 30 november. Er werden op regelmatige basis updates voorzien over Europeana (=het Europeana V.1.0-project) zoals het Public Domain Charter, de Council of Content Providers and Aggregators, de Data en Aggregator Agreements, de Rijn-release, het strategische plan 2011-2015) en (de opstart van) de CCPA.

Daarnaast kwam ook het beleidsmatige kader aan bod met presentaties (en de mogelijkheid tot discussie) over de raadsconclusies Europeana: Next Steps en updates uit de Member States’ Expert Group on Digitisation and Digital Preservation. Er werd eveneens een forum geboden aan Europeana-gerelateerde projecten APEnet (Archives Portal Europe), HOPE ((Heritage of the People’s Europe), Europeana Regia, eNumerate, DC NET, EUScreen, CARARE, EuropeanaLocal en OpenAIRE en op Vlaams niveau was er ruimte voor CEST en (de semantische compontenten van) Erfgoedplus.be.

Ook lag in 2010 de focus op het Belgische EU-voorzitterschap en kwamen in dat kader volgende conferenties aan bod: Congres over E-Inclusie Naar een Digitaal Europa met Openbare Bibliotheken, Conferentie Audiovisuele Archieven in de 21e Eeuw en de conferentie die DWTI  in het kader van DC NET organiseerde.

Het CIP ICT-PSP programma met een focus op het werkprogramma van 2010. Er werd ook ingegaan op projectvoorstellen die in voorbereiding waren (e-CFA, Digitizing Contemporary Art, Daguerreobase, Rubenianum 2.0, NISE, PROTEUS), op de subsidiewijzer van Vleva en IWT werd als nationaal contactpunt voor dit Europese programma voorgesteld. In een latere sessie werd ingegaan op de projecten die op dit programma voor subsidiëring weerhouden werden (Digitising Contemporary Art, Europeana Libraries, Linked Heritage, eNumerate)

Er werd ook vooruitgeblikt op het werkprogramma van 2011 en IWT bracht een evaluatie van dit programma op basis van de situatie in 2010.

Binnen het overlegplatform vond ook een evaluatie plaats van de Europeana-conferentie van 16 december 2009, deze dag werd door de Europese projecten ATHENA en EuropeanaLocal in samenwerking met het agentschap Kunsten en Erfgoed georganiseerd, en werd er actief gewerkt aan de voorbereiding van een vervolgconferentie die in januari 2011 zou plaats vinden.

 

Naar een beleid voor Immaterieel Cultureel Erfgoed in Vlaanderen

2010 was het jaar waarin het agentschap de beleidsvisie voor het immaterieel cultureel erfgoed verder uittekende en vorm gaf. Op basis van gesprekken met 9 stakeholders (Jorijn Neyrink (tapis plein), Laure Messiaen (Volkskunde Vlaanderen), Veerle Wallebroeck (het Firmament), Hilde Schoefs (Openluchtmuseum Bokrijk), Sylvie Dhaene (Huis van Alijn), Werner Van Hoof (voorzitter beoordelingscommissie landelijke expertisecentra voor cultureel erfgoed en landelijke cultureel-erfgoedorganisaties voor volkscultuur), Lothar Casteleyn (cultureel-efgoedcoördinator Brugge), Ode De Zutter (cultureel-erfgoedcoördinator Land van Waas) en Rebecca Gysen (cultureel-erfgoedcoördinator Leuven)), verschillende internationale discussies en debatten, studiedagen in binnen- en buitenland, op basis van literatuuronderzoek en mits ruggespraak met Marc Jacobs, directeur van FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, stelde het agentschap tussen maart en september 2010 een visienota op voor het Immaterieel Cultureel Erfgoed in Vlaanderen.

De visienota Een beleid voor Immaterieel Cultureel Erfgoed in Vlaanderen werd in oktober 2010 besproken met het kabinet en de minister bevoegd voor Cultuur om tot een eindversie te komen in december 2010. De minister bevoegd voor Cultuur legde de visienota ter kennisgeving voor aan haar collega’s in de Vlaamse Regering op 17 december 2010. Op dezelfde dag stelde de minister de visienota voor aan het cultureel-erfgoedveld bij FARO. Op voorstel van FARO en na goedkeuring door de minister werd de visienota integraal gepubliceerd in FARO, tijdschrift voor cultureel erfgoed, jaargang 3, nummer 4, oktober-november-december 2010, p 4-29.

De visienota schetst een denkkader voor een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed en geeft de contouren voor een toekomstig beleid. Het beleid stelt begrippen scherp en gaat over het creëren van randvoorwaarden zodat cultureel-erfgoedgemeenschappen het immaterieel cultureel erfgoed verder kunnen koesteren. De Vlaamse Gemeenschap geeft kansen aan die gemeenschappen om het immaterieel cultureel erfgoed door te geven aan toekomstige generaties.

Op basis van de visienota zullen in 2011 verschillende projecten worden opgestart en zaken uitgewerkt. De basisconclusie is dat het Cultureel-erfgoeddecreet perfect kan ingezet worden om cultureel-erfgoedgemeenschappen te ondersteunen en begeleiden in het herkennen en benoemen van immaterieel cultureel erfgoed. Het decreet kan ook dienen om het doorgeven te stimuleren. Daarnaast moeten trajecten opgestart om ook werk, onderwijs en verschillende beleidsvelden waarbinnen het formeel en informeel leren centraal staat te sensibiliseren voor immaterieel cultureel erfgoed.

 

Indemniteitsdecreet

Eind 2008 leverde meester Lucie Lambrecht een studie op met als titel Studieopdracht met betrekking tot de invoering van een overheidswaarborg voor museale bruiklenen (government indemnity scheme) in Vlaanderen. Deze opdracht resulteerde in een ontwerp van indemniteitsdecreet met bijhorende memorie van toelichting. In 2009 werd een werkgroep opgericht met als taak dit voorstel van indemniteitsdecreet tegen het licht te houden, te verfijnen en af te werken.

Aan deze werkgroep nemen deel:

  • Hans Feys, Kunsten en Erfgoed
  • Dries Van Den Broucke, Kunsten en Erfgoed
  • Lucie Lambrecht, onderzoekster
  • Geert Souvereyns, toen coördinator van de Vlaamse Kunstcollectie vzw
  • Philippe vandeweghe, zakelijk directeur SMAK
  • Robert Vandewalle, POD wetenschappelijke instellingen;
  • Didier Cornelis, MOD ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media
  • Pieter De Cuyper, Departement Financiën en Begroting
  • Luc Keereman, Departement Financiën en Begroting.

De werkgroep kwam zes keer bij elkaar (10 juli, 20 augustus, 10 september, 1 oktober, 12 november en 9 december 2010). De tekst werd artikel per artikel besproken en verschillende knelpunten weggewerkt. Deze werkgroep zette haar werkzaamheden verder in 2010. In 2010 werd samengezeten met verschillende experts op het vlak van behoud en beheer en het maken van risicoanalyses binnen het cultureel-erfgoedveld. Samen met hen werden de mogelijke eisen die de Vlaamse Gemeenschap stelt om indemniteit toe te staan overlopen en verfijnd. Het is enkel door het eisen van een degelijke en professionele risicoanalyse van de tentoonstellingslocatie en tentoonstelling dat de Vlaamse Gemeenschap het risico kan verkleinen op het moeten betalen van een schadevergoeding aan de bruikleennemer.

 

Successierechten

In het Vlaamse Regeerakkoord en in de Beleidsnota van de minister van Cultuur wordt de successierechtenregeling naar voren geschoven als een mogelijk beleidsinstrument binnen het Vlaamse erfgoedbeleid.

Twee beleidslijnen tekenen zich af:

  • invoeren van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van successierechten voor Topstukken mits het engagement van de erfgenamen om het stuk minstens een aantal jaren niet definitief buiten Vlaanderen te brengen en mits enige vorm van publieke ontsluiting voor het stuk
  • performanter maken en promoten van de regeling tot inbetalinggeving van kunstwerken om te voldoen aan de successierechten.

In de loop van 2010 werd door het agentschap een voorstel van decreet voorbereid tot vrijstelling van successierechten voor topstukken. Voor dit ontwerp zullen in de loop van 2011 de vereiste adviezen worden ingewonnen, waarna het aan de Vlaamse Regering zal voorgelegd worden ter goedkeuring en indiening bij het Vlaams Parlement.

De bevoegdheid voor de regelgeving inzake de inbetalinggeving blijft voorlopig een federale materie.

Ook het decretaal voorziene Topstukkenfonds biedt tot op vandaag onvoldoende mogelijkheden voor de aankoop van sleutelwerken. Een alternatieve financierings- en middelenbron zouden successierechten kunnen zijn, maar de huidige […]regeling is bijzonder complex en weinig soepel qua modaliteiten. (beleidsnota Cultuur 2009-2014 van minister Schauvliege, p.11).

 

Depotproblematiek

De depotproblematiek in Vlaanderen is veelomvattend en complex. Meest zichtbaar is het tekort aan geschikte depotinfrastructuur. Naast het hebben van geschikte infrastructuur is het voor een goed collectiebeheer- en beleid ook nodig om een degelijk registratiebeleid, verzamel- en afstotingsbeleid te hebben. Bij vele collectiebeherende organisaties zijn dit nog steeds een pijnpunten. Deze noden zijn er voor verschillende soorten collecties (museale, archivalische, archeologische,… collecties) en worden ervaren door verschillende beheerders van erfgoed (de Vlaamse overheid, provincies, gemeenten, privaatrechtelijke beheerders, particulieren…).

Wat betreft de nood aan geschikte infrastructuur zoeken steeds meer spelers in de cultureel-erfgoedsector (zeker wat betreft beheerders van museale collecties) een antwoord bij private spelers. De expertise over de mogelijkheden van publiek-private samenwerking in de cultureel-erfgoedsector is echter beperkt.

Het beleid speelt in op deze depotproblematiek. In de beleidsnota Cultuur 2009-2014 wordt hieraan aandacht besteed. In het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008 wordt aan de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) een rol toegekend. Er werd overeengekomen dat de provincies en de VGC een regiefunctie opnemen in het uitbouwen van een regionaal depotbeleid. Deze rol met aansluitende doelstellingen werden opgenomen in de cultureel-erfgoedconvenants die met de provincies werden gesloten voor de periode 2009-2014 en in het addendum bij het convenant met de VGC voor de periode 2007-2011. Door het contact met actoren in het veld enerzijds, en door de overkoepelende blik anderzijds worden de provincies en de VGC als meest geschikte spelers gezien om deze regiefunctie op zich te nemen. In dit kader werd er vanuit de verschillende provincies al onderzoek gevoerd naar de knelpunten en de huidige depotsituatie op het grondgebied. Op basis van onderzoek tekenen de provincies en de VGC krijtlijnen uit om een beleid vorm te geven.

Daarnaast werd er binnen het budget 2010 voor kortlopend wetenschappelijk onderzoek (binnen het departement CJSM) geld vrijgemaakt voor bijkomend onderzoek, complementair aan het onderzoek dat de provincies en de VGC voeren en de onderzoeken die er in het verleden hieromtrent al gebeurden. In overleg met het departement CJSM stuurt de afdeling Erfgoed het onderzoek rond de depotproblematiek aan, specifiek met betrekking tot publiek-private samenwerking (PPS) op dit vlak. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen – Cultuurmanagement. Onderzoekster Joke Schrauwen zal onder begeleiding van professor Annick Schramme en professor Frederik Swennen het onderzoek voeren. De resultaten van dit onderzoek worden in juli 2011 opgeleverd.

 

De Waalse Krook  

Het agentschap participeerde in de jury en de beoordelingscommissie in het kader van de Open Oproep nr. 18 van de Vlaamse Bouwmeester voor de opmaak van een masterplan voor de site Waalse Krook en de realisatie van een kennis- en cultuurcentrum. met daarin geïntegreerd een bibliotheek voor de toekomst en een centrum voor nieuwe media in Gent.

De vijf ontwerpbureaus waren:

  • Schmidt Hammer Lassen Architects - London/UK
  • Van Berkel en Bos UNStudio - Amsterdam/NL
  • Toyo Ito & Associates,Architects - Tokyo/JP
  • TV Aranda Pigem Vilalta arquitectes en Coussee & Goris architectenvennootschap - Girona/ES – Gent/BE
  • THV Mateus Beel.

De jury vond plaats op 29 april, de beoordelingscommissie op 11 mei.

Het project van Aranda Pigem Vilalta arquitectes en Coussee & Goris architectenvennootschap - Girona/ES – Gent/BE werd geselecteerd.

 

Lezingenreeks collectievorming en aankoopbeleid

In 2010 organiseerde het agentschap Kunsten en Erfgoed samen met de steunpunten BAM en FARO de lezingenreeks Met nieuwsgierige blik – collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen.

Deze lezingen kaderden binnen het reflectietraject dat in oktober 2009 startte met het symposium Collectievorming en aankoopbeleid in het Flagey: hoe gaan onze musea om met hun collecties, wat zijn de toekomstperspectieven… ?

Tijdens de lezingen in 2010 gaven directeurs van de grote Vlaamse kunstenmusea een eigen visie op het collectiebeleid van hun instelling. Daarnaast plaatsten enkele internationale gasten het geheel in een breder perspectief. De verslagen van deze lezingenreeks werden gebundeld in het cahier Over collecties.

Aansluitend verscheen in oktober 2010 de publicatie Met nieuwsgierige blik - Collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen van Paul Depondt, waarin zowel musea als organisaties uit het brede cultureel-erfgoedveld aan bod komen. De auteur nam voor de publicatie van verschillende prominenten diepte-interviews af, die hij verwerkte tot acht artikels. Het boek werd vormgegeven door Jurgen Persijn.