9.5. Een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen

In 2006 stemden de Vlaamse, de Franse en Duitstalige Gemeenschap, en zo ook België, in met UNESCO’s Convention for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage. België is sindsdien partner van deze conventie. In 2008 keurde de Algemene Vergadering van UNESCO de operationele richtlijnen bij de conventie goed. Sindsdien is de conventie operationeel.

De Vlaamse Gemeenschap speelt in op de internationale instrumenten die in de conventie zijn vervat via:

  • de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid
  • de lijst met elementen waarvoor dringend maatregelen moeten genomen worden
  • het register van voorbeeldprojecten.

In 2009 en 2010 nam het Intergouvernementeel comité van de conventie, op voordracht van de Vlaamse Gemeenschap, 6 elementen uit Vlaanderen op de Representatieve Lijst op.

Om elementen te kunnen voordragen moet de Vlaamse Gemeenschap over een eigen Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed beschikken. Het is geen wetenschappelijke instelling, universiteit of cultureel-erfgoedorganisatie uit het veld die bepaalt wat wel of niet op zo’n inventaris komt. Het zijn de dragers van het immaterieel cultureel erfgoed zelf die daarover beslissen. Op basis van een reglement met criteria vraagt een cultureel-erfgoedgemeenschap om in de inventaris opgenomen te worden door de minister. Een commissie adviseert de minister. Dit reglement leverde in 3 jaar 19 elementen op.

Maar een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed bestaat niet alleen uit een inventaris en uit het nomineren van elementen of projecten voor internationale lijsten en registers. Minister Schauvliege schreef daarom in haar beleidsnota Cultuur dat ze wil werk maken van een duurzaam en toekomstgericht beleid voor het immaterieel cultureel erfgoed, afgestemd op de internationale ontwikkelingen.

In 2010 maakte het agentschap hier werk van. Op basis van gesprekken met een aantal stakeholders, op basis van lectuur, studie en het bijwonen van conferenties en studiedagen stelde Kunsten en Erfgoed in dialoog met de minister en haar kabinet een visienota op.

De minister legde de visienota ter kennisgeving voor aan haar collega’s van de Vlaamse Regering op 17 december 2010 en stelde deze visienota op dezelfde dag voor aan het cultureel-erfgoedveld. De visienota bestaat uit drie delen:

  • in deel I worden begrippen scherp gesteld
  • in deel II gaat de nota in op de voorgeschiedenis van het beleid voor immaterieel cultureel erfgoed en verkent de nota verschillende beleidsdomeinen en -velden waar het immaterieel cultureel erfgoed aanwezig is
  • in een derde deel schetst de nota het toekomstig beleid van de Vlaamse Gemeenschap voor het immaterieel cultureel erfgoed.

De UNESCO conventie vormt het vertrekpunt voor de visienota. De verschillende doelstellingen en instrumenten werden afgelijnd en geïsoleerd en binnen het beleidskader van de Vlaamse Gemeenschap gebracht. Specifiek voor dat beleidskader is dat het bestaat uit een beleid voor roerend en immaterieel cultureel erfgoed naast een beleid voor onroerend erfgoed, de inbedding van een cultureel-erfgoedbeleid binnen een cultuurbeleid, het bestaan van het Cultureel-erfgoeddecreet uit 2008 en het Topstukkendecreet van 2003.

In overeenstemming met de conventie wenst de Vlaamse Gemeenschap een beleid te voeren voor het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen. Het gaat dus over het immaterieel cultureel erfgoed van alle mogelijke groepen in Vlaanderen. Door een beleid te voeren voor immaterieel cultureel erfgoed wil de Vlaamse Gemeenschap ook inzetten op culturele diversiteit en die zichtbaar maken. Het naar waarde schatten van het immaterieel cultureel erfgoed vergroot de kansen op het vrijwaren ervan.

De belangrijkste begrippen die moesten worden scherp gesteld zijn immaterieel cultureel erfgoed en beschermen ervan. In 2003 werd de conventie vertaald naar het Nederlands. De eerste vertaling van safeguarding is beschermen. In de visienota wordt beargumenteerd waarom dit geen goede vertaling is en stellen we voor om “beschermen” te vervangen door het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Beschermen is te restrictief: het geeft de indruk dat immaterieel cultureel erfgoed niet langer mag evolueren terwijl evolutie en verandering net wezenlijke kenmerken zijn van het immaterieel cultureel erfgoed. Beschermen draagt de betekenis van bevriezen in zich. De andere vertaling borgen sluit ook beter aan bij de geest van de conventie. Had UNESCO een beschermingsbeleid gewild dan had UNESCO protection gebruikt in de titel van de conventie.

Immaterieel cultureel erfgoed wordt in de visienota gedefinieerd als niet-tastbaar. Het immaterieel cultureel erfgoed zijn die gewoontes, gebruiken, kennis en praktijken die een gemeenschap of groep overgeërfd heeft gekregen of in een historisch continuüm kunnen gevat worden, én die de gemeenschap of groep in consensus voldoende belangrijk acht om door te geven aan toekomstige generaties. Het gaat steeds om niet-tastbare uitingen van de interactie tussen de mens en zijn omgeving. Immaterieel cultureel erfgoed is dynamisch; door evolutie in de tijd en door interactie met de omgeving krijgt het nieuwe betekenissen en verandert het gebruik of de functie.

Het benoemen van immaterieel cultureel erfgoed is tijds-, groeps- en plaatsgebonden. Het benoemen is een culturele actie. De actie grijpt in op de gewoonte, het gebruik, de kennis en de praktijk. Het benoemen geeft de mogelijkheid om proactief te handelen en zorgt ervoor dat het erfgoed doorgegeven wordt of dat actief kan ingezet worden op processen van doorgeven.

Immaterieel cultureel erfgoed vind je terug binnen alle maatschappelijke domeinen: kunst, socioculturele veld, bij jeugd, religie, onderwijs en werk, … . Daarom ook dat binnen de Vlaamse Gemeenschap een beleid voor immaterieel cultureel erfgoed transversaal is.

Als we de definitie toepassen gaat immaterieel cultureel erfgoed niet over reuzen maar over het dragen van reuzen, de technieken en kennis om die te maken, de gewoontes die met het dragen van reuzen te maken hebben.

De rol die de Vlaamse Gemeenschap opneemt voor het immaterieel cultureel erfgoed is samen te vatten in drie zinnen. De Vlaamse Gemeenschap geeft kansen aan erfgoedgemeenschappen om het immaterieel cultureel erfgoed door te geven. Met de nadruk op doorgeven investeert de Vlaamse Gemeenschap in een duurzaam en toekomstgericht beleid. Zo borgt de Vlaamse Gemeenschap het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen.

Die kansen geven doet de Vlaamse Gemeenschap door begeleiding aan te bieden aan cultureel-erfgoedgemeenschappen van immaterieel cultureel erfgoed om dat erfgoed te herkennen, te benoemen en actief in te zetten op het doorgeven ervan. De begeleiding gebeurt door cultureel-erfgoedorganisaties die de Vlaamse Gemeenschap op basis van het Cultureel-erfgoeddecreet subsidieert. Het is de bedoeling dat hierdoor een netwerk van organisaties ontstaat dat het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen covert. In dat netwerk is expertise aanwezig over de verschillende categorieën van immaterieel cultureel erfgoed en over de verschillende methodieken en functies van het borgen.

De verschillende categorieën zijn:

  1. verhalen, dialecten, mondelinge geschiedenis en vertelkunst
  2. het kunstenveld – performance
  3. stoeten, feesten, rituelen en sociale interactie
  4. Kennis over de natuur en het universum
  5. technieken en ambachten.

Borgen gaat zowel over het identificeren, het documenteren, het inventariseren als over het doorgeven van immaterieel cultureel erfgoed.

De Vlaamse Gemeenschap wil ook een belangrijke rol spelen in het documenteren en inventariseren van immaterieel cultureel erfgoed. Niet zozeer in het inventariseren en documenteren an sich wel in de wijze waarop dit gebeurt.

Ook internationaal wil de Vlaamse Gemeenschap een rol spelen. De Vlaamse overheid stimuleert de organisaties uit het veld met kennis over immaterieel cultureel erfgoed en de erfgoedgemeenschappen om hun kennis en expertise ook in het buitenland ter beschikking te stellen.

Door in te zetten op begeleiding volgen we de conventie waarin staat dat de overheid moet inzetten op capacity building. Door het betrekken van erfgoedgemeenschappen, en dus de dragers van het immaterieel cultureel erfgoed, bij het opmaken van inventarissen en het documenteren van immaterieel erfgoed volgen we de geest van de conventie die vraagt naar prior and informed consent. UNESCO wil met deze conventie naast de aandacht voor het roerend en het onroerend erfgoed ook focussen op de derde pijler: het immaterieel cultureel erfgoed en het Zuiden meer zichtbaarheid geven in erfgoedlijsten. Vlaanderen werkt met dit beleid evenzeer aan het versterken van deze derde pijler en wil door zijn internationale werking het Zuiden kansen geven.